Internet
© iStock

Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang elke week het beste van Clickx in je mailbox.

Is het internet dood? Afhankelijk van wie je het vraagt wel. Het valt onmogelijk te ontkennen dat het internet, in de 50 jaar dat het bestaat, meerdere vormen heeft aangenomen. Volgens sommigen is daarbij iets verloren gegaan en is het internet ergens onderweg gestorven.

In oktober 1969 werd het eerste bericht verstuurd via Amerikaanse ARPANET. Onderzoekers van de Universiteit van Californië bij Los Angeles stuurden toen het eerste bericht naar onderzoekers aan Stanford, meer dan 600 kilometer verder. Het ‘internet’ was dat toen nog wel niet: wie berichten wou versturen, moest bijna verplicht aangesloten zijn op het ARPANET. In 1982 werd in Europa EUnet gelanceerd, maar ook dat stond eerder op zichzelf. Pas in ’83 kwam er iets terecht van interconnectiviteit, waardoor afzonderlijke netwerken ook met elkaar konden communiceren. Onderzoekers aan de UCLA en Stanford ontwikkeld daarvoor in de jaren 70 reeds protocollen: TCP/IP, ook wel gekend als het Transmisson Control Protocol / Internet Protocol. Het gaat om een aantal verschillende protocollen die het samen mogelijk maken om ‘pakketjes’ te versturen via verschillende wegen en naar verschillende ontvangers. Kortom: het internet was eindelijk écht geboren.

Idealisme

Het waren spannende tijden voor wie toen iets van computers kende. De opkomst van de nieuwe technologie ging dan ook gepaard met heel wat vragen. Hoe moeten we met de technologie omgaan? Op welke manieren kunnen we die inzetten? Een van die idealisten was Tim Berners-Lee, die gezien wordt als een van de grondleggers van het internet. Hij werkte bij het CERN in Zwitserland en wilde het in eerste instantie mogelijk maken voor onderzoekers om informatie met elkaar te delen. Bern werkte onder meer aan het URL-systeem, bedacht de HTML-mark-uptaal om makkelijk informatie te kunnen delen via het web. Ook het HTTP-protocol, dat pakketjes encodeert en helpt transporteren, is van zijn hand. Heel wat van dat werk gebeurde trouwens onder leiding van de Belgische informaticus Robert Caillau, die als manager van het Worldwide Web-project werd aangesteld. Aanvankelijk was het internet bedoeld voor fysici, maar Berners-Lee zei meteen dat andere gebruikers ook welkom waren. De insteek was alvast duidelijk: het internet zou een decentrale plek moeten worden waar personen vrij informatie kunnen uitwisselen. Dat idealisme blijkt ook uit de opkomst van verschillende softwarepakketten, voornamelijk in open-sourcegemeenschappen. Besturingssystemen zoals Linux werden gedeeld en steeds meer mensen begonnen een persoonlijke blog of website te onderhouden.

Een eerste dood

Die open structuur en het vrije karakter waren van begin af aan belangrijk voor het internet. In de jaren 90 begon dat stilaan te veranderen. Steeds meer bedrijven zagen heil in het internet als nieuw handelskanaal en begonnen het in te richten als een commerciële ruimte. Heel wat dotcombedrijven staken de kop op, maar veel daarvan zouden in het nieuwe millennium onverbiddelijk verdwijnen. Namen als Pets.com, Webvan, Boo.com, TheGlobe.com en AltaVista doen vandaag nog weinig belletjes rinkelen. Heel wat van die bedrijven trokken in de jaren 90 naar de beurs en wisten daar heel wat geld op te halen. Investeerders keken daarvoor naar de toekomstige waarde van de bedrijven, die meestal veel te hoog werd ingeschat. Zo ontstond de dotcombubbel: heel wat internetbedrijven maakten zich interessant voor investeerders, maar konden hun beloftes niet waarmaken. Het ene bedrijf ging sneller door het kapitaal dan het ander en in maart 2000 barstte de bubbel. Heel wat bedrijven verdwenen of werden overgenomen door spelers die wel een valabel businessmodel hadden. Onder meer Amazon, eBay, Google, PayPal en Salesforce overleefden de dotcomcrash en doen vandaag nog steeds zaken. De dotcomcrash zorgde er in ieder geval voor dat de kijk op het internet veranderde. In de jaren 90 gleed dat internet al af van een vrije, gedecentraliseerde ruimte naar één die vooral in commerciële mogelijkheden moest voorzien. De dotcomcrash bleek niet voldoende om dat idee uit te wissen. In tegendeel: grote techbedrijven groeien snel in de jaren nadien, waardoor hun impact op het internet verder uitvergroot werd.

Een tweede dood

Tot dan was het internet, hoewel het deels gecommercialiseerd werd, nog een relatief open en gedecentraliseerde plek. Over zo goed als elk onderwerp dat je kon bedenken bestond ergens een mailinglist of een forum waarlangs gebruikers vrij informatie konden delen. Aanvankelijk was het nog vrij moeilijk om te zoeken wat je vond: je moest namelijk het exacte adres van een website kennen om er terecht te komen of ergens een hyperlink vinden waarmee je kon doorklikken. De eerste zoekmachines probeerden daar verandering in te brengen. Ze hielden een database bij van adressen en de informatie die daarachter zat, waardoor zoeken voor het eerst mogelijk werd. Van de allereerste zoekmachines blijft inmiddels niets meer over. WebCrawler, opgericht in 1994, is de oudste nog bruikbare zoekmachine. In 1995 zou Yahoo! Search zijn eerste zoekopdrachten uitvoeren. Het Russische Yandex werd in 1997 gelanceerd en in 1998 zagen zowel Google als MSN Search (vandaag gekend als Bing) voor het eerst het levenslicht.

Daarmee stond het internet voor een forse verandering. In plaats van rechtstreeks naar websites te surfen en klikken, konden gebruikers nu op zoek naar informatie via WebCrawler, Google of een ander zoekproduct. Daarmee wordt een verandering zichtbaar waarop alle internetbedrijven de jaren nadien zouden opzetten. Het internet is namelijk geen gedecentraliseerde ruimte meer waarin losse websites met elkaar kunnen communiceren, maar vertrok voor een groeiend aantal gebruikers vanuit een platform. Ook vandaag is dat nog zo: de zoekmachine, in meeste gevallen Google, is de poort naar het internet waar iedereen door moet. Op die manier krijgen zoekmachines veel macht: wat is er te vinden op internet en wat niet? Een doodsteek voor het internet, menen idealisten van het eerste uur.

Een derde dood

Niet alleen een platform zoals Google bepaalt wat er te zien is op internet. In toenemende mate is dat ook het geval voor platforms zoals Facebook en YouTube, later vervoegd door sociale netwerksites zoals Reddit, Twitter (inmiddels X.com), Instagram en TikTok. Steeds meer zoeken mensen binnen die platformen naar interessante content en verliezen losse websites voor informatiedelen aan belang. Waarom zou je immers zo’n website of forum oprichten, als je alles in een handige Facebook-groep ook gedaan krijgt? Die reflex doet verder afbreuk aan het internet, zoals dat door idealisten in de begindagen werd vooropgesteld. Vrij snel wisten deze internetplatformen zich te bestendigen, een evolutie die vooral werd aangedreven door de lancering van smartphones. Hoewel er wel een browser beschikbaar is op die apparaten, kiezen heel wat gebruikers ervoor om afzonderlijke applicaties te installeren: ééntje voor Facebook, WhatsApp, Instagram, TikTok, Snapchat en noem maar op. Gebruikers worden daardoor steeds afhankelijker van de platforms en dan vooral van de algoritmes die bepalen welke content je ziet. Aanhangers van de dode-internettheorie poneren ook dat die algoritmes een bijkomend doel hebben: het minimaliseren van menselijke interactie. Op die manier zouden de algoritmes verhullen dat het merendeel van de andere gebruikers eigenlijk geen echte mensen zijn, maar robots of AI-systemen.

Kritiek

Dat werkingsmodel moet op de schop, menen critici. De inhoud die je als webgebruiker te zien krijgt, wordt vandaag grotendeels bepaald door ingewikkelde rekensommen die proberen om je aandacht zo lang mogelijk vast te houden. Want: hoe langer je op een socialemediaplatform scrolt, hoe meer reclame je tussendoor ziet passeren. Die reclame brengt geld in het laatje van socialemediabedrijven, waardoor zij er alle baat bij hebben om hun dienst zo leuk mogelijk te maken. Met die socialemediafeeds laten gebruikers hun autonomie onderuit halen. Hoewel ze de mogelijkheid hebben om nog actief op zoek te gaan naar informatie, gebruikt het merendeel de feed met voorgestelde items. Op die manier worden zogenaamde ‘filterbubbels’ gecreëerd: in de feed verschijnen enkel nog posts waarmee je het eens bent, zaken waarvan de platforms weten dat je er positief op reageert. Dat kan gevaarlijk zijn. Op die manier is het namelijk erg makkelijk om desinformatie te verspreiden: het netwerk is namelijk zo ingesteld dat je als gebruiker geen conflicterende berichten ziet. Heel wat gebruikers nemen de inhoud van hun Facebook-feed voor waar aan, ook al zijn de berichten zeer eenzijdig en kloppen beweringen niet altijd. Ondertussen weten we dat dat gevaarlijk is. Met Pizzagate circuleerde er in 2016 een samenzweringstheorie: toenmalig presidentskandidaat Hillary Clinton zou betrokken zijn bij mensenhandel en in de kelder van pizzazaak ‘Comet Ping Pong’ zouden kinderen opgesloten zitten. Op 4 december reed Edgar Welch meer dan 200 kilometer vanuit Salisbury, North Carolina, naar Washington D.C. om de zaak te onderzoeken. Uiteindelijk vuurde hij in het restaurant een schot af met een semiautomatisch wapen. Later bleek het restaurant niet eens een kelder te hebben…

Privacy

Algemeen bekeken gaan internetgebruikers dus niet meer zelf op zoek naar informatie en content, maar krijgen ze die voorgeschoteld door platformen zoals Google, Facebook, TikTok enzoverder. Dat strookt niet meer met het idee dat sinds dag 1 achter het internet zit. Dat is ook meteen een van de redenen waarom wel eens geopperd wordt dat het internet ‘dood’ is. Wat ook dood is volgens activisten, is de privacy van iedereen die het internet gebruikt. Sinds het internet gecommercialiseerd werd, gebruiken bedrijven data om hun werking te optimaliseren. Het is dankzij die data dat bedrijven zoals Amazon, Google en Facebook groot zijn kunnen worden. De laatste jaren zijn gebruikers steeds strenger geworden over wat er met hun gegevens gebeurt en is privacy steeds belangrijker geworden. In 2018 bleek hoeveel gegevens techbedrijven over hun gebruikers hadden en op welke manieren ze daar geld aan konden verdienen. Het schandaal rondom Cambridge Analytica spreekt boekdelen. Via een persoonlijkheidsquiz op Facebook, ‘This is your digital life’, verzamelde een ontwikkelaar heel wat gegevens over de gebruikers. Ongeveer 270.000 mensen namen deel aan de quiz, maar door de privacy-instellingen van Facebook toentertijd kreeg de ontwikkelaar ook zicht op de gegevens van andere Facebook-gebruikers. De bedoeling was dat die data uitsluitend voor onderzoek zou gebruiken, maar de ontwikkelaar verkocht de data aan Cambridge Analytica. Die gebruikte de gegevens om psychologische persoonlijkheidsprofielen op te stellen. Aan de hand van die profielen werd, volgens de principes van de psychografie, geprobeerd om de Amerikaanse verkiezingen te beïnvloeden. Of dat gelukt is, kan niet helemaal bewezen worden, maar heel wat advertenties die tegen Hillary Clinton gericht waren, waren afkomstig van Cambridge Analytica.

Ommekeer (?)

Idealisten zijn er nog steeds en die zal je ook altijd blijven vinden. Vandaag wordt opnieuw gesproken over het internet opnieuw naar de gebruiker brengen en opnieuw gedecentraliseerd te maken. Socialemedianetwerken zoals Mastodont zijn daar een uitwas van en dat geldt ook voor cryptocvaluta zoals Bitcoin. In feite is alle ‘blockchain’-technologie erop gericht om het internet weer decentraal te maken en zo de macht weer naar gebruikers te brengen. Daarnaast duwen ook overheden op de rem van de centralisatie. In Europa zien we dat vooral terug met wetgevingen zoals de Digital Services Act, Digital Markets Act en de General Data Protection Regulation. In Amerika trekken wetgevers aan hetzelfde zeel en worden regels opgesteld voor techbedrijven. Een ander probleem valt veel minder makkelijk te controleren: is die persoon aan de andere kant van de internetverbinding wel een echte persoon? Anno 2024 is het, dankzij AI-systemen zoals ChatGPT en Copilot, moeilijker dan ooit om te bepalen of interacties computergestuurd zijn of niet. Maakt dat het internet dood? Patricia van de zuurdesembroodbakgroep op Facebook zal hoogstwaarschijnlijk geen zuurdesembroden maken met behulp van een AI-beeldgenerator, maar anno 2024 kan je daar niet 100 procent zeker van zijn. Of het internet dood is, kunnen we dus ook niet zeker stellen, al is twijfel misschien wel de grootste dooddoener van al. Vast staat dat het internet in sneltempo verandert en dat werpt vragen op die elke internetgebruiker zichzelf zou moeten stellen: op welke manier wil ik het internet gebruiken en is dit een van die redenen?

Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang elke week het beste van Clickx in je mailbox.