Nog zo’n icoon van de jaren 90 is de floppydisk, die we in de volksmond ook gewoon een diskette noemden. Ooit was die kleine, wiebelige schijf de koning van de digitale data. En dat ondanks een opslagcapaciteit van amper 1,44 megabyte. Tijd voor een blik op zijn voorgangers en opvolgers. Of je nu een spelletje wilde spelen, je vakantiefoto’s wilde opslaan (ja, dat kon écht) of belangrijke documenten meenam naar kantoor: de floppy was het opslagmedium in zakformaat. Maar net zoals een cassettebandje in de jaren 80, heeft de sympathieke floppydisk ondertussen zijn plekje gevonden in het museum van digitale geschiedenis. Een nostalgische herinnering voor sommigen, een onbekend artefact voor de generatie Z (jongeren geboren tussen 1997 en 2012). We nemen je even mee op een reis langs de voorlopers en opvolgers van deze iconische schijf. Wat kwam er voor de floppy, en wat kwam erna? Hoe veranderden opslagmedia onze relatie met data? En waarom herinneren sommigen zich nog steeds die unieke klikkende geluiden en foutmeldingen? Zet je schrap, want we duiken diep in de geschiedenis van opslag, van ponskaarten tot harde schijven en alles ertussenin.
De prehistorie
In de vroege dagen van de computergeschiedenis, toen computers zelf nog kamers vol apparatuur waren, moesten gegevens op een mechanische manier worden opgeslagen en ingevoerd. Dit werd voor het eerst op grote schaal gerealiseerd met ponskaarten. Die werden al ontwikkeld in de 19e eeuw door Herman Hollerith. Ze hadden rijen en kolommen van kleine gaatjes, die de bits van informatie vertegenwoordigden. Dit systeem werd voor het eerst grootschalig gebruikt voor de Amerikaanse volkstelling van 1890 en werd al snel het standaardmedium voor het opslaan en invoeren van gegevens in vroege computersystemen. Ponskaarten waren echter onpraktisch door hun omvang en beperkte capaciteit. Elke kaart kon slechts een enkele regel code of een handvol data opslaan. Ponskaarten werden in grote bakken opgeslagen en het organiseren ervan was een uitdaging, vooral als je door duizenden kaarten heen moest bladeren voor een enkel programma of dataset.

Daarna kwamen magnetische tapes op de markt. Het was al meteen een enorme verbetering op het gebied van opslagcapaciteit, herbruikbaarheid en snelheid. In plaats van fysiek gaten te slaan, werd informatie op deze tapes vastgelegd door magnetisme te manipuleren. Hoewel ze veel minder ruimte innamen dan ponskaarten, hadden ook deze tapes hun beperkingen. Ze moesten zorgvuldig worden opgeslagen om beschadiging te voorkomen en er specifieke gegevens op terugvinden was een langzaam proces, omdat je alles sequentieel moest doorlopen. Magnetische tapes vonden hun toepassing vooral in mainframes en werden ook veel gebruikt in de entertainmentindustrie voor het opnemen van audio en video.
De hoogdagen van de floppydisk
De opkomst van de floppydisk betekende een heuse revolutie in draagbare opslag. De dunne schijven, beschermd door een plastic hoes, maakten gegevens transporteerbaar op een manier waar we voordien enkel maar van durfden dromen. IBM bracht in 1967 de eerste 8-inch-floppy op de markt, die werd gebruikt voor het laden van opstartbestanden voor grotere computers. Deze schijven waren kwetsbaar, maar revolutionair, en hadden een capaciteit van ongeveer 80 kilobytes.

De floppydisk was in zijn tijd simpelweg revolutionair.
In de jaren 70 en 80 volgden er kleinere versies, zoals de 5,25-inch floppy. Deze schijf werd een iconisch opslagmedium voor de eerste persoonlijke computers en had een capaciteit die varieerde van 160 kilobytes tot 1,2 megabyte, afhankelijk van de technologie en de manier waarop hij werd geformatteerd. Hoewel 1,2 megabyte vandaag klinkt als een lachertje, kon je er in die tijd behoorlijk wat gegevens op kwijt.
De 3,5-inch-diskette
De laatste stap in de evolutie van de floppydisk was de 3,5-inch-diskette. Geïntroduceerd door Sony in 1981 en uiteindelijk gemeengoed in de jaren 90, werd die het gezicht van de draagbare opslag. Met een stevigere, bijna harde buitenkant en een schuifmechanisme om de gevoelige binnenkant te beschermen, was de 3,5-inch floppy handzamer én robuuster. De capaciteit steeg naar 1,44 MB, waardoor het de perfecte metgezel werd voor het overzetten van tekstbestanden, spreadsheets en kleine programma’s. Tot het begin van de jaren 2000 bleef de 3,5-inch-floppy in gebruik, tot uiteindelijk cd’s en usb-sticks de floppydisk overbodig maakten.
Uitdagers van de floppy
Terwijl de floppy in de 90s de meest herkenbare opslagvorm bleef, werd die niet lang daarna uitgedaagd door andere formaten. Zo was er de Zip-disk van Iomega, die een snelle en betrouwbare manier bood om gegevens op te slaan. De Zip-disk was wel een stuk duurder, maar had veel meer capaciteit dan een standaard floppy, variërend van 100 tot 750 megabyte. Deze opslagruimte was ideaal voor grotere bestanden en gebruikers vonden de floppy in vergelijking veel te beperkend.


De Zip-disk van Iomega was een soort floppydisk op steroïden.
Rond dezelfde tijd verscheen ook de Jaz-drive, eveneens van Iomega. Dit medium bood nog grotere capaciteiten, met schijven die tot 1 of 2 GB aan data konden herbergen. Hoewel dat voor de tijd bijzonder indrukwekkend was, bleek de Jaz-drive minder populair dan de Zip, vooral omdat de schijven duur en gevoelig bleken voor storingen. In de jaren 90 was de cd-rom ongetwijfeld het opslagmedium dat het einde van het floppytijdperk inluidde. Die bood immers een veel grotere opslagcapaciteit, met tot 700 megabyte aan ruimte op een enkele schijf. De komst van CD-R en CD-RW schijven maakte het mogelijk om zelf data te schrijven en herschrijven. Cd’s bleken perfect geschikt voor het delen van software, games, en multimedia-inhoud en werden de standaard tot het begin van de 21e eeuw. Terwijl de floppy’s en andere schijven vooral voor draagbare opslag dienden, waren harde schijven de ruggengraat van de computeropslag. De eerste harde schijven verschenen in de jaren 50 en waren gigantisch, zowel fysiek als wat de kostprijs betreft. De IBM 350 Disk File, geïntroduceerd in 1956, was een kast van bijna een meter hoog met slechts 5 MB aan opslagruimte. De jaren 80 en 90 brachten verbeteringen die harde schijven betaalbaar en kleiner maakten, zodat ze in desktops en uiteindelijk in laptops ingebouwd konden worden. Tegenwoordig zijn harde schijven verkrijgbaar met terabytes aan opslag en zijn ze nog steeds een belangrijke pijler van computeropslag, hoewel solid-state drives (SSD’s) steeds vaker de voorkeur krijgen.
De dood van de floppydisk
Aan het begin van de eeuwwisseling was cloudopslag echter nog niet ingeburgerd. Het was toen eigenlijk de usb-stick die de floppy de doodsteek gaf. Met een opslagcapaciteit die snel opliep van enkele megabytes tot meerdere gigabytes (en een duurzaamheid die floppy’s ver achter zich liet) maakte de usb-stick de floppy op alle vlakke overbodig. Usb-sticks waren klein, robuust en betrouwbaar. Met flashgeheugen als opslagtechnologie hoefden ze niet op een mechanische manier gelezen te worden en waren daardoor veel minder gevoelig voor storingen. Het is alleen maar logisch dat usb-sticks vandaag nog altijd populair zijn, ondanks de verschuiving naar cloudopslag. Met hun compactheid en de mogelijkheid om eenvoudig gegevens over te zetten, hebben ze de overstap naar mobiele opslag zo goed als volledig getransformeerd. De capaciteit van flashopslag blijft verhogen en de kostprijs blijft dalen, maar ook , is de opslag van fysieke gegevens ondertussen vaak vervangen door een virtuele optie: de cloud. Je zou zelfs kunnen zeggen dat die laatste de nood aan draagbare opslag bijna volledig heeft doen vervallen. Usb-sticks en harde schijven blijven fysieke opslagopties en de cloud precies het tegenovergestelde. Cloudopslag werd geïntroduceerd in de late jaren 2000 en liet je voor het eerst gegevens op afstand opslaan en vanop eender welk (mobiel) apparaat openen, zolang je maar over een internetverbinding beschikt. We staan er misschien niet vaak bij stil, maar diensten als Google Drive, Dropbox en iCloud hebben de manier waarop we gegevens beheren en delen radicaal veranderd. We hoeven geen fysieke schijven meer mee te nemen, maar kunnen vrijwel onbeperkt opslaan, tegen lage kosten. Los daarvan hebben opslagmedia een enorme evolutie doorgemaakt: van lompe, mechanische kaarten tot onzichtbare cloudservices. Wat ooit een grote technologische uitdaging was, lijkt nu vanzelfsprekend. Zo gaat dat. Misschien lachen we over twintig jaar wel om usb-sticks zoals we nu om floppydisks lachen. Elk medium heeft zijn eigen tijdperk gehad, maar allemaal hebben ze bijgedragen aan de evolutie van gegevensbeheer en de waardering voor de opslag van onze meest waardevolle digitale bezittingen.
Floppy leeft voort
In een kantoor ergens midden in een drukke stad ontdekte een jonge stagiair van de Gen Z-generatie een mysterieus 3D-geprint object op het bureau van een oudere collega. Het object had een vierkante vorm, een metalen schuifje bovenaan, en een klein cirkeltje in het midden. Gefascineerd tilde hij het op en bekeek het van dichtbij. “Waarom zou iemand het opslaan-icoontje uit softwareprogramma’s in 3D printen?”, vroeg hij met een oprecht verbaasde blik. De collega keek op van zijn computer, even stilgevallen door het besef van de generatiekloof die zich voor zijn ogen afspeelde. “Dat, mijn jonge vriend”, zei hij glimlachend, “is geen 3D-print. Het is het opslaan-icoontje — of eigenlijk, het originele opslagmedium: een floppydisk.” De stagiairs mond viel open. “Maar… dit was dus echt? En mensen gebruikten dit om dingen op te slaan?” Een nostalgische glimlach verscheen bij de collega. “Ja. En geloof het of niet, op zo’n ding kon je een heel tekstbestand bewaren… soms zelfs meer dan één!”
Lees ook: Oude Windows-versies: een nostalgische terugblik