We nemen ze nauwelijks nog bewust waar, maar schermen vormen het decor van ons dagelijks leven. Van smartphones en laptops tot slimme koelkasten, digitale reclameborden en smartwatches – we leven in een wereld waarin vrijwel elk oppervlak informatie kan tonen. Deze visuele revolutie is er niet plots gekomen. Achter elk plat paneel en elk kleurrijk pixelscherm gaat een fascinerende geschiedenis schuil die meer vertelt dan alleen technische vooruitgang.
Het moderne scherm
Het idee van een ‘scherm’ als medium voor visuele communicatie gaat eeuwen terug – schaduwspel, toverlantaarns en theaterdoeken kunnen allemaal als voorlopers worden gezien. Maar de technologische ontwikkeling van het moderne scherm begon pas echt met de kathodestraalbuis (in het Engels cathode ray tube oftewel CRT) aan het einde van de 19e eeuw. Die werd in 1897 uitgevonden door de Duitse natuurkundige Karl Ferdinand Braun.
Oorspronkelijk was het een wetenschappelijk instrument – een manier om elektronenstralen in een vacuümbuis zichtbaar te maken. Het duurde echter niet lang voordat men het potentieel zag om bewegend beeld te tonen. In de jaren ’20 en ’30 werden CRT’s aangepast voor gebruik in de eerste televisies, al bleven het dure luxegoederen tot na de Tweede Wereldoorlog. De CRT werkte door elektronen op een fosforescerend scherm af te vuren, waardoor pixels lijn voor lijn oplichtten. Ze waren log, zwaar en energie-intensief, maar domineerden desondanks vrijwel de hele 20e eeuw – van televisies tot oscilloscopen en computermonitoren.

In de jaren ’80 bezaten heel wat huishoudens in de westerse wereld een CRT-televisie. Persoonlijke computers begonnen toen hun eigen schermgeschiedenis. De eerste monitors waren monochroom (groen, amber of wit), maar evolueerden naar kleurenschermen met VGA in de late jaren ’80 en vroege jaren ’90. Toch bleven de fundamentele beperkingen bestaan: CRT’s waren groot, zwaar en inefficiënt.
De platte revolutie
Een echte doorbraak kwam er met liquid crystal displays (LCD’s). Deze technologie, ontwikkeld in de jaren ’60 en ’70, gebruikt vloeibare kristallen die onder invloed van elektrische spanning licht kunnen doorlaten of blokkeren. Hierdoor konden schermen veel dunner worden gemaakt. In het begin waren LCD’s traag, vaag en beperkt in kleur, maar het potentieel was duidelijk.
In de jaren ’90, dankzij verbeterde achtergrondverlichting, beter contrast en lagere kosten, begonnen LCD’s CRT’s te vervangen. Laptops, die altijd al kampten met logge schermen, werden dunner en draagbaarder. Ook desktopmonitoren werden platter en aan het begin van de 21e eeuw begonnen LCD-televisies CRT’s op gebied van prestaties én populariteit te overtreffen.

Met LCD’s veranderden ook de resolutie en beeldverhouding. De overgang van 4:3 CRT’s naar 16:9 LCD’s maakte van breedbeeld de nieuwe standaard. Dit sloot beter aan bij de cinemaervaring en beïnvloedde hoe websites, games en besturingssystemen werden ontworpen. LCD’s maakten ook de explosie van mobiele apparaten mogelijk. Zonder platte schermtechnologie zouden smartphones en tablets simpelweg niet hebben bestaan.
Aanraken en bewegen
De opkomst van platte schermen bracht ook touchscreens met zich mee – een ware revolutie in de menselijke interactie met technologie. Hoewel resistieve touchscreens al sinds de jaren ’70 bestonden, werkten ze op basis van druk en waren ze onnauwkeurig. De echte omslag kwam met het capacitieve touchscreen dat populair werd met de eerste iPhone in 2007.
Capacitieve touchscreens detecteren de elektrische geleiding van een menselijke vinger, waardoor gebaren, multitouch en vloeiende navigatie mogelijk werden. Het scherm veranderde van passieve weergave naar actieve interface. Dezelfde oppervlakte die informatie toonde, kon nu ook input ontvangen – een enorme verandering in ontwerp en interactie.

Touchscreens werden alomtegenwoordig – op telefoons, tablets, pinautomaten, informatiezuilen en zelfs in auto’s. Hun invloed reikte verder dan alleen hardware: app-ecosystemen, mobielvriendelijke websites en intuïtieve veeggebaren ontstonden allemaal in reactie op deze nieuwe manier van interactie.
De opkomst van oled en meer
Hoewel LCD’s nog steeds dominant zijn, is er een nieuwe koning opgestaan: organic light-emitting diode, oftewel oled. In tegenstelling tot LCD’s, die achtergrondverlichting nodig hebben, zenden oledpixels zelf licht uit. Dit maakt perfecte zwarttinten, hoger contrast, dunnere schermen en zelfs buigzame displays mogelijk. Hoewel oledontwikkeling al in de jaren ’80 begon, werd massaproductie pas in de jaren 2010 haalbaar.

Tegenwoordig worden oleds gebruikt in alles van premium smartphones en televisies tot opvouwbare apparaten en smartwatches. Tegelijkertijd zijn er nieuwe technologieën in opmars, zoals microled en miniled. Vooral microled biedt veelbelovende voordelen: de helderheid en duurzaamheid van LCD met de contrastvoordelen van oled. Quantum dots (zoals gebruikt in qled-televisies) dan weer verbeteren kleurnauwkeurigheid en helderheid door het licht verfijnder te filteren. De productie blijft echter complex.
Schermen die verdwijnen
Schermen zijn inmiddels voorbij hun platte fase geëvolueerd. Het scherm is niet langer alleen een rechthoek op een tafel of muur – het is draagbaar, opvouwbaar of zelfs onzichtbaar. Opvouwbare en oprolbare schermen (mogelijk gemaakt door flexibele oleds) veranderen het idee van een mobiel apparaat. Samsung, Motorola en andere fabrikanten hebben inmiddels opvouwbare smartphones uitgebracht, terwijl LG experimenteert met oprolbare tv’s. Augmented reality (AR) en virtual reality (VR) bieden een radicaal nieuwe ervaring: het scherm wordt een onderdeel van je blikveld.

Of het nu om gamen, ontwerpen of trainen gaat, deze meeslepende schermen veranderen de manier waarop we ‘kijken’. E-ink en transparante schermen bieden nieuwe toepassingen: denk aan e-readers die je ogen niet vermoeien of slimme ramen die informatie tonen zonder het uitzicht te blokkeren. Projectie- en lichtveldschermen dan weer brengen beelden naar de ruimte om ons heen. Hologrammen en volumetrische weergave zijn nog experimenteel, maar kunnen driedimensionale interactie mogelijk maken. En misschien wel het meest futuristische concept: neurale of retinale schermen, waarbij beeld direct naar de hersenen of oogzenuw wordt gestuurd. Dit klinkt als sciencefiction, maar er wordt al volop aan gewerkt.
Culturele impact
Buiten de technologie om hebben schermen de cultuur diepgaand veranderd. Ze zijn spiegels, poorten en gereedschap geworden – voor werk, ontspanning, creatie en communicatie. Streamingdiensten hebben de traditionele televisie voor een groot stuk vervangen. Social media, aangewakkerd door mobiele schermen, hebben journalistiek, marketing en zelfs politiek hertekend.
Schermen brengen echter ook zorgen met zich mee over aandacht, verslaving en mentale gezondheid. Nu schermtijd een centraal onderdeel is van het dagelijks leven, zoeken wetenschappers en ontwerpers naar manieren om schermgebruik gezonder en menselijker te maken, al is dat makkelijker gezegd dan gedaan.
De toekomst
Als we vooruitkijken, zien we dat het scherm zoals we dat nu kennen steeds meer zal verdwijnen. Het zal opgaan in onze omgeving of zelfs volledig onzichtbaar worden. Interfaces kunnen leven in brillen, op onze huid of in holografische vormen. De volgende stap draait misschien niet om scherper of groter, maar om slimmer, subtieler en meer geïntegreerd.
Welke vorm ze ook aannemen, schermen blijven onze link met het onzichtbare – ze vertalen bits en code naar beelden, verhalen en interacties. De technologie verandert, maar onze behoefte om te kijken, te leren en te verbinden blijft. Dus de volgende keer dat je swipet, tikt of streamt, denk dan even aan de lange geschiedenis die achter dat scherm zit, en fantaseer over wat het straks zou kunnen worden.