Europese energielabels voor smartphones: maakt een extra label je ook echt wijzer?
Duurzamere smartphones na EU-energielabel
Ja, ook voor smartphones bestaat er sinds kort een energielabel. Nieuwe toestellen krijgen zelfs verplicht zo’n label. Maar wat is de meerwaarde van het Europese energielabel voor telefoons en tablets nu precies? Dat leggen we je uit.
Sinds 20 juni 2025 geldt een nieuwe Europese verordening (2023/1669) voor smartphones en tablets. Daarin bepaalt de EU dat smartphones voortaan een energielabel moeten krijgen, al is energieverbruik zeker niet de enige factor die de score (A tot en met G) bepaalt.
Naast de batterijduur bevat het label vier categorieën die aangeven hoe ‘duurzaam’ een toestel is en uiteindelijk ook hoelang het ongeveer meegaat. Het idee achter zo’n label is dat consumenten een geïnformeerde aankoopbeslissing kunnen nemen en kunnen rekenen op gestandaardiseerde informatie. Dat betekent dat de tests voor elk toestel op dezelfde manier zijn uitgevoerd, waardoor je ze onderling kan vergelijken. Dat gebeurt al veel langer bij grote huishoudelijke apparaten en voortaan dus ook bij gsm’s.
Energielabel voor telefoons?
Het energielabel voor smartphones ziet er op het eerste gezicht hetzelfde uit als dat voor huishoudelijke apparaten. Wie beter kijkt, ziet dat er naast de energiescore (A tot en met G) nog vijf andere rubrieken op het kaartje staan:
Batterijduur in uren en minuten
Valbestendigheid (linksboven)
Reparatiescore (rechtsboven)
Levensduur batterij (linksonder)
IP-score (rechtsonder)
Deze geven aan in hoeverre een smartphone bestand is tegen dagelijks gebruik. Voor de valtests moet een fabrikant vijf toestellen van één meter hoog laten vallen. De mate waarin ze daarbij beschadigd raken, bepaalt de uiteindelijke score (A, B, C, D of E). Voor de IP-classificatie volstaat de ‘standaardtest’ die fabrikanten al langer uitvoeren. Let wel: een hoger getal is niet altijd beter. Bovendien kunnen telefoons voor meerdere IP-classificaties getest zijn, zoals IP65 en IP68. In dat geval staan beide vermeld op het label.
De reparatiescore draait om hoe makkelijk je een telefoon kan herstellen. Toestellen waarvoor veel gereedschap nodig is of waarbij je veel stappen moet uitvoeren om een onderdeel te vervangen, krijgen een lagere score. Ook de beschikbaarheid van reserveonderdelen en handleidingen, de manier waarop onderdelen bevestigd zijn en de duur van software-ondersteuning tellen mee. Voor software-updates (15% van de score) geldt dat de hoogste rating gaat naar toestellen die zeven jaar OS- en beveiligingsupdates krijgen. Bij onderdelen ligt de nadruk op batterij, camera’s, laadpoort, luidspreker en scherm. Hoe eenvoudiger die te vervangen zijn, hoe hoger de score.
Tot slot is er nog de batterijscore. Die gaat niet over de batterijduur (die bovenaan vermeld staat), maar over het aantal laadcycli voordat de batterij nog 80 procent van de oorspronkelijke capaciteit behoudt. Dat percentage geldt als de ondergrens voor een bruikbare batterij; daaronder neemt de gebruiksduur merkbaar af. Hier geldt: hoe hoger, hoe beter. Een batterij die pas na 1.300 laadcycli onder de 80 procent zakt, scoort dus beter dan een batterij die al na 800 cycli die grens bereikt. Ook deze test moet met vijf toestellen worden uitgevoerd.
Voor fabrikanten zijn er dus heel wat testen die ze sinds 20 juni 2025 verplicht moeten uitvoeren voordat ze een toestel in de EU op de markt brengen. Veel extra werk kost dat echter niet: het is aannemelijk dat (bijna) alle fabrikanten deze testen sowieso al uitvoeren, los van het Europese energielabel. Ook informatie over de beschikbaarheid van reparatie-onderdelen is voor hen bepaald geen nieuwigheid.
Wat vooral nieuw is, is dat consumenten niet langer door allerlei hoepels hoeven te springen om die informatie te vinden en telefoons dus makkelijker kunnen vergelijken. Handig is bovendien dat de EU uitgebreide testgegevens bewaart in de EPREL-database, waarin de score per toestel ook wordt toegelicht. Om die informatie te bekijken, scan je de QR-code op het energielabel of surf je naar eprel.ec.europa.eu. Daar kan je het modelnummer invoeren om alle gegevens in te zien.
Let wel, de verordening geldt in principe alleen voor telefoons en tablets die op of na 20 juni zijn gelanceerd. Koop je een toestel dat al langer op de markt is, dan is er mogelijk geen label beschikbaar. Fabrikanten mogen namelijk zelf bepalen of ze het label ook voor oudere modellen publiceren. Voor zulke toestellen kan de score negatief uitpakken, waardoor fabrikanten dat soms liever achterwege laten. Toch hebben merken als Apple, Samsung en Xiaomi voor heel wat oudere telefoons energielabels uitgebracht.
Meer software-updates en reparaties
Toch draait de wetgeving niet alleen om een overzichtelijk energielabel. Samen daarmee introduceert de EU namelijk een reeks duurzaamheidseisen. Te beginnen met software-updates: voor nieuwe telefoons en tablets die fabrikanten in de Europese Unie willen verkopen, geldt een minimale updatetermijn van vijf jaar nadat het laatste toestel is verkocht. Voor de goede orde: het gaat daarbij om de verkopen via officiële kanalen. Bij verkoop via externe partijen geldt deze termijn dus niet.
Stel dat een telefoon twee jaar lang verkrijgbaar is via officiële verkoopkanalen, dan moet de fabrikant minstens zeven jaar OS-updates aanbieden. Vermoedelijk zorgt dat er ook voor dat toestellen in de toekomst sneller uit de schappen verdwijnen, om te voorkomen dat die termijn te ver wordt opgerekt. Google en Samsung zijn de eerste fabrikanten die met (een deel van) hun toestellen aan deze eis voldoen. Al betekent dat wel dat ze hun telefoons niet langer dan twee jaar in de verkoop mogen houden. Zie je de komende tijd meer smartphones met zeven jaar OS-updates (of langer), dan weet je nu waarom: het is simpelweg verplicht in de EU.
Net zo goed verplicht is het leveren van reserveonderdelen aan professionele reparateurs. Tot voor kort konden fabrikanten vaak nog zelf bepalen hoelang ze onderdelen op voorraad hielden; dat is nu verleden tijd. Voortaan moeten ze die binnen vijf tot tien werkdagen kunnen leveren. Ook zijn ze verplicht om onderdelen beschikbaar te houden tot zeven jaar nadat een product uit de handel is genomen. Wordt een telefoon of tablet in 2025 uit de handel gehaald, dan moet de fabrikant dus tot en met 2032 onderdelen op voorraad houden. Daarnaast schrijft de EU voor dat er niet-discriminerende toegang moet zijn tot de software en firmware die nodig zijn om reparaties uit te voeren. Software mag bovendien geen blokkade vormen voor het vervangen van onderdelen. Daarmee richt de EU zich vooral op Apple, dat in het verleden al eens software toevoegde om reparaties door niet-erkende partijen te bemoeilijken of zelfs onmogelijk te maken.
Fijn en wel, maar eigenlijk zouden we onze smartphones het liefst zo min mogelijk hoeven repareren. Daar is gelukkig ook aandacht aan besteed in de nieuwe EU-verordening. Concreet legt de EU fabrikanten duurzaamheidseisen op die de hardwarematige levensduur van tablets en telefoons moeten verlengen. Batterijen moeten bijvoorbeeld minstens 800 cycli doorstaan (van leeg naar vol en terug naar leeg telt als één cyclus) voordat er nog 80 procent van de capaciteit overblijft. Als je een telefoon dagelijks oplaadt, zou hij hierdoor ruim twee jaar meegaan voordat die grens bereikt wordt. Houd er wel rekening mee dat er variaties kunnen zijn en dat je een toestel soms vaker oplaadt zodra de batterij onder de 90 procent zakt. Heel wat telefoons voldoen al ruim aan deze minimumeis. Voor de iPhone 15-serie geldt bijvoorbeeld dat pas na 1.000 laadcycli de 80 procent wordt aangetikt. OPPO garandeert bij sommige toestellen zelfs 1.600 cycli.
De duurzaamheidseisen hebben daarnaast betrekking op de val- en krasbestendigheid van smartphones en tablets. Volgens het Ecodesign-document van de EU moeten toestellen minstens 45 valtesten van één meter hoogte doorstaan. Die test moet de fabrikant uitvoeren met vijf toestellen. Het aantal valtests dat een telefoon of tablet kan doorstaan zonder functionaliteit te verliezen, bepaalt de uiteindelijke duurzaamheidsscore, samen met een krastest. Het scherm moet een hardheid hebben van minimaal 4 op de Mohs-schaal.
Tot slot is testen op stof- en waterbestendigheid verplicht. Voor stof geldt een minimumeis van IP4X, wat betekent dat objecten groter dan 1 millimeter niet kunnen binnendringen. Voor water is het voldoende als toestellen bestand zijn tegen opspattend water, bijvoorbeeld regen. Fabrikanten mogen uiteraard verder gaan dan de EU voorschrijft. Sterker nog, dat doen ze al vaak: de meeste high-end telefoons zijn inmiddels IP68-gecertificeerd, wat inhoudt dat ze volledig stof- en waterdicht zijn.
Zelfstandig batterij vervangen
Met de Ecodesign-wetgeving zet de EU een belangrijke stap richting het verduurzamen van smartphones. Maar dit is zeker niet het eindstation. In 2027 volgt opnieuw een belangrijke stap: vanaf dat moment moeten consumenten zelf de batterij van hun tablet of smartphone kunnen vervangen, en dat zonder speciaal gereedschap. Voor het vervangen van de accu hoef je dan dus niet langer langs een professionele reparateur. Hoe smartphonefabrikanten dat precies gaan aanpakken, blijft vooralsnog koffiedik kijken. Wel reageerden ze al met verbijstering op de wetgeving: volgens hen ondermijnt dit de doelstellingen om telefoons duurzamer te maken, vooral wat betreft val- en waterbestendigheid. Toch mogen ze klagen wat ze willen, in 2027 zullen ze er simpelweg aan moeten voldoen.