De eeuwige strijd tussen (voornamelijk) Canon en Nikon zorgt met de regelmaat van de klok voor een stortvloed aan iets betere digitale spiegelreflexcamera’s. Niettemin valt de D90 op als eerste reflexcamera met een videomodus.
De D90 is de opvolger van de D80 en richt zich op de serieuze amateur, wat zich vertaalt naar een prijs van 899 euro (enkel body). De nieuwe camera krijgt een CMOS-sensor van 12,3 megapixel (is 10,2 bij de D80), haalt 4,5 frames per seconde bij continu fotograferen, kan een gevoeligheid van ISO 6.400 aan (tegen 3.200 vroeger) en heeft een iets groter lcd-schermpje aan de achterkant.
De grote versiertruc van de nieuwe Nikon is een nieuwe modus waarbij een fotograaf met één druk op de knop een cineast wordt. De D90 filmt meteen in HD-modus (1.280 x 720) aan 24 frames per seconde. Er is ondersteuning voor lenzen met VR-optische stabilisatie.
Niet langer dan vijf minuten
Er zijn wel wat beperkingen. Een video kan maximaal vijf minuten lang zijn – een limiet die wellicht bedoeld is om oververhitting van de sensor te voorkomen. Ook is de geluidskwaliteit beperkt en kan er enkel manueel scherpgesteld worden.
Vóór de lancering van de D90 werd gespeculeerd over een ingebouwde GPS-ontvanger. Dat gerucht blijkt niet te kloppen. Wel brengt Nikon een losse GPS-ontvanger (de GP-1) uit die op meerdere reflexcamera’s van het Japanse merk past. Op de lijst van de compatibele modellen prijken onder andere de D300 en D700.
Na het aanbrengen van de GP-1 op de plek waar de flitser past én na aansluiten van een speciale kabel worden aan elke foto locatiegegevens weggeschreven, zodat je achteraf perfect kan zien waar een kiekje werd genomen. Voorwaarde is natuurlijk dat er voldoende GPS-dekking is.
