Intro
Met macrofotografie leg je de allerkleinste dingen vast: haartjes op de poten van een spin en de kleinste details van een bloem. In een andere workshop leggen we uit hoe je best aan macrofotografie doet. Je kan zo bijvoorbeeld met compactcamera’s aan de slag of met spiegelreflexcamera’s.
Ook al is je fototechniek feilloos, digitale beelden kunnen altijd nabewerking gebruiken. Een beknopte handleiding voor macro-opnames.
Stap 1: belichting aanpassen
Open de foto in je favoriete beeldbewerker. Ik gebruik graag Adobe Photoshop Elements 8. Een macrofoto is in de eerste plaats een foto. De aanpassingen die ik doe, zijn dus dezelfde als voor elk ander beeld. Ik ga na of de belichting en het contrast goed zitten.
Als die aangepast moeten worden, gebruik ik Aanpassingslaag – Niveaus om de hoge lichte, middentonen en schaduwpartijen aan te passen. Je kan dit in Photoshop ook doen met Curves.
Stap 3: opscherpen
De laatste stap is het beeld opscherpen. Ik gebruik daarvoor het Onscherp Masker (Unsharp Mask). Hoeveelheid (Amount) bepaalt de mate van verscherping. Straal (Radius) bepaalt de grootte van het gebied waar de pixels worden beïnvloed.
Bij foto’s met veel detail – zoals een macro – gebruik je een kleine straal. Drempelwaarde (Threshold) behoedt gebieden met een laag contrast voor opscherpen. Het is een goede manier om te voorkomen dat kleurruis in donkere partijen wordt opgescherpt. Gebruik een waarde tussen 0 en 10.
Stap 2: onzuiverheden wegwerken
Vervolgens werk ik onzuiverheden weg, zoals stofjes, stuifmeel of andere storende zaken. Ik gebruik het Retoucheerpenseel (Healing Brush) op de achtergrondlaag, die ik op 100% weergeef. De straal van het penseel laat ik afhangen van de te retoucheren delen.
In Photoshop en Photoshop Elements 9 kan je beter het Snel Retoucheerpenseel gebruiken; je hoeft dan niet te selecteren welk gebied gebruikt wordt om de retouches in te vullen.