RAW of JPG bestandsformaat
Man mountaineer with trekking pole climbing on snowy hill and sunshine at Ryten mount, Lofoten Islands

Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang elke week het beste van Clickx in je mailbox.

Jaren geleden fotografeerde amper iemand in het RAW-formaat. Er was toen nauwelijks software om RAW-bestanden te ontwikkelen en je moest een computerkenner zijn om ze te bedienen. Dat veranderde gelukkig, en al gauw durfde geen enkel zichzelf respecterend fotograaf toegeven dat hij in JPEG-formaat schoot. Programma’s zoals Lightroom maken het immers belachelijk simpel om snel je RAW-bestanden te importeren. Toch is JPEG nooit verdwenen en vind je het bestandsformaat nog steeds op elke camera terug. Er zijn bovendien ook fotografen die nog steeds enkel in JPEG fotograferen. Is RAW dan toch overroepen? Laat ons even de voor- en nadelen van beide opties bekijken.

Voordelen JPEG: handig maar beperkt

De voordelen van JPEG zijn talrijk. Het is een bestandsformaat dat alomtegenwoordig is: een JPEG kan je online zetten, e-mailen, afdrukken, overzetten op je smartphone … Omdat de bewerkingen in de pixels ingebakken zitten, ziet iedereen meteen de foto zoals jij hem gemaakt hebt (we gaan er hier eventjes utopisch van uit dat iedereen over een goed gekalibreerd beeldscherm beschikt).

Bovendien genieten foto’s in JPEG-formaat vaak ook al automatische correcties, die niet alleen lensvertekening maar ook fenomenen zoals diffractie (lagere scherpte bij een kleinere lensopening) kunnen verminderen. Voeg daar nog kleurprofielen, beeldstijlen of filmsimulaties aan toe (die je vaak nog kan aanpassen en zelfs opslaan als een nieuwe beeldstijl), meng het geheel met een scheutje automatische optimalisatie van dynamisch bereik (het grootst mogelijke verschil tussen het lichtste en donkerste element in een foto) en je begrijpt waarom de JPEG-beelden die kant-en-klaar uit je camera rollen er vaak een pak beter uit zien dan de fletse, nog niet ontwikkelde RAW-bestanden die Lightroom je voor de voeten gooit. Een keuze voor JPEG hoeft dus niet alleen een keuze voor gemak en snelheid te zijn: de kwaliteit kan zelfs beter zijn.

Maar, het feit dat alles ingebakken is, is meteen ook een nadeel. Vergelijk het met het bestellen van een slaatje op restaurant. Bij een JPEG is de dressing al op het slaatje. Handig als het net je smaak is, maar behoorlijk moeilijk nog te verwijderen als de kok er wat te veel opgedaan heeft. Bij RAW-ontwikkeling kruid je zelf af naar je eigen smaak. Het is meer werk, maar levert potentieel ook een meer gesmaakt eindresultaat en… je kan altijd terug naar af!

Het meest extreme voorbeeld van die flexibiliteit is natuurlijk zwart-witfotografie. Stel je de camera in op zwart-wit en fotografeer je alleen in JPEG-formaat, dan kan je nooit terug naar kleur. Daarbij is de omzetting naar zwart-wit op basis van een kleurenorigineel eigenlijk makkelijker, omdat je kan selecteren op basis van die kleuren.

Maar je hoeft niet eens zo extreem te denken. We houden allemaal van scherpe en contrastrijke foto’s, maar het is makkelijker om scherpte en contrast achteraf te verhogen dan een teveel aan scherpte of contrast in je JPEG ongedaan te maken. Indien de schaduwen in een JPEG-foto door een te sterk contrast toelopen naar zwart, dan krijg je dat achteraf niet meer bijgetrokken. En te veel verscherping leidt tot storende halo’s die je ook niet zomaar weg krijgt.

Is je foto onderbelicht? Met RAW haal je nog heel veel detail terug.

Voordelen RAW: meer speelruimte

Zelfs een ‘neutrale’ JPEG zonder overmatige verscherping, kleurverzadiging of contrastverhoging biedt minder nabewerkingsspeelruimte dan een neutrale RAW. Dat heeft te maken met de zogenaamde bitdiepte. Bij een JPEG heeft elke pixel slechts 256 verschillende helderheidsniveaus (8 bit) voor de rode, groene en blauwe kleurkanalen waaruit een pixel is opgebouwd. In RAW zijn dat er 4.096 (in het geval van een 12 bit-RAW) of zelfs meer dan 16.000 (14 bit-RAW). Dat verschil merk je niet wanneer je de foto niet of slechts beperkt nabewerkt. Maar wanneer je een foto extremer moet nabewerken om fouten tijdens de opname of extreme lichtomstandigheden te compenseren, wordt dat verschil heel belangrijk. Vergelijk beeldbewerking met het trekken aan een elastiek. Bij JPEG is die elastiek 8 mm breed, bij RAW is hij 12 of 14 mm breed. Welke elastiek knapt eerst wanneer je er te hard aan trekt, denk je?

Niet alleen door de grotere bitdiepte biedt RAW betere resultaten bij nabewerking. Een deel van het RAW-conversieproces slaat namelijk op het ‘demosaiceren’. Elke pixel in het pixelrooster van een beeldsensor is immers enkel gevoelig voor of rood, of groen of blauw licht. Tijdens het demosaiceren worden de waardes voor de twee andere kleurkanalen geïnterpoleerd uit de omgevende pixels. Wanneer de demosaicerings-algoritmes van een RAW-converter erop vooruitgaan, zoals dat bij Lightroom en Camera Raw een paar jaar terug het geval was, kunnen zelfs je tien jaar oude RAW-bestanden daar nog mee van profiteren. In JPEG is het demosaiceren onherroepelijk in het bestand ingebakken, en kan je dus nooit meer voordeel halen bij die vooruitgang.

Kort samengevat komt het dus neer op de mogelijkheid om bestanden snel te delen (JPEG) of ze uitgebreid te bewerken (RAW). Twijfel je toch nog, dan raden we je aan om te fotograferen in RAW én JPEG. De meeste digitale camera’s hebben deze optie en het zorgt voor heel wat gemoedsrust.

Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang elke week het beste van Clickx in je mailbox.